In dit artikel kijken we naar de ontwikkeling van de armoede in Nederland vanaf begin jaren tachtig tot heden. Het blijkt dat de armoede in absolute termen is afgenomen, hoewel er nog steeds sprake is van een aantal risicogroepen. Dat zijn vooral eenoudergezinnen, alleenstaanden en mensen met een uitkering. Juist ook deze groepen zijn in de huidige crisis kwetsbaar. Ook in vergelijking met andere landen kent Nederland relatief weinig armoede. We geven een aantal mogelijke oorzaken voor deze gunstige ontwikkeling. Ten eerste institutionele factoren, zoals het relatief hoge wettelijk minimumloon en de sociale uitkeringen. Vooral deze laatste blijken het armoederisico in Nederland aanzienlijk te beperken. Ten tweede de toegenomen arbeidsparticipatie. Door de hiermee gepaard gaande lagere uitkeringsafhankelijkheid is de armoede afgenomen. Meer in het bijzonder geldt voor de oudere cohorten dat de hogere arbeidsparticipatie gaandeweg heeft geleid tot meer pensioenopbouw in de tweede pijler en daardoor een betere inkomenspositie.