Dient het fusietoezicht op bedrijven met een winststreven anders te zijn dan op bedrijven zonder winststreven? Die vraag speelt al enkele jaren een rol in discussies tussen mededingingseconomen. In dit artikel voeg ik een extra dimensie toe, namelijk het onderscheid tussen niet-op-winst-gerichte bedrijven die concurreren en niet-op-winst-gerichte bedrijven die niet of nauwelijks concurreren. Deze laatste bedrijven leven van subsidies of overheidssteun of zijn natuurlijke of wettelijke monopolies. Het is precies dit onderscheid in concurrentie dat in het beleid (en de uitvoering) van het fusietoezicht te weinig wordt gemaakt. Het ministerie van Economische Zaken (de beleidsmaker) zou het voor de NMa (de uitvoerder van het fusietoezicht) mogelijk moeten maken om fusies tussen niet-op-winst-gerichte organisaties op niet of zeer beperkt concurrerende markten boven bepaalde omzet- of marktaandeelgrenzen te verbieden. Dit zou bijvoorbeeld het geval moeten zijn voor waterbedrijven, scholen en zorginstellingen.